Een sprookje geschreven door de
leerlingen van groep Quast tijdens de taalles.
Er was eens een hondje dat niet
kon slapen. Hij lag onder een struik in het bos. Hij is erg verdrietig want hij
wil naar zijn moeder toe. Zijn moeder is in het huis van de baas.
Het hondje was met zijn baas
gaan wandelen in het bos. Er komt een tovenaar aan. Die verstopt zich achter
een boom. Het hondje moet nodig plassen en liep naar de boom van de tovenaar.
De baas draait zich om en loopt verder naar huis.
De tovenaar pakt het hondje op
en tovert het hondje weg. De tovenaar loopt snel terug naar zijn huis. Hij
woont ook in het bos. Het hondje blijft alleen achter bij de struik, waar hij
heen is getoverd.
Er loopt een boswachter door het
bos. Hij ziet het hondje onder de struik liggen. De boswachter heeft een riem
bij zich. Hij doet het hondje aan de riem. De boswachter loopt naar de rand van
het bos. Hij gaat op zoek naar de baas van het hondje.
Hij ziet een huis en belt aan.
De baas van het hondje doet de deur open. Naast hem staat de moeder van het
hondje. Dank je wel, boswachter! zegt de baas. Dit is mijn hondje!
Het hondje is weer veilig thuis
en leefde nog lang en gelukkig!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten